Home Reportage Had ik maar een tijdmachine

Had ik maar een tijdmachine

door Redactie

In de jaren zeventig stond de Berlijnse Muur nog fier overeind, voerde ABBA de hitlijsten aan en demonstreerden studenten tegen kernenergie. Kamernood, bezettingen en naturistenstranden, het leven als student aan de Katholieke Universiteit Nijmegen was allerminst saai te noemen. Hoe was het om veertig jaar geleden in Nijmegen te studeren?

Tekst: Edwin Jonkman en Jean Querelle
Foto’s: Katholiek Documentatie Centrum

Dit artikel verscheen eerder in de vierde editie van ANS.

Tussen je colleges door even met medestudenten afspreken op het universiteitsterrein is anno 2018 de normaalste zaak van de wereld. Alle hoeken van de campus zijn binnen vijf minuten te bereiken. Op de Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN), zoals de Radboud Universiteit (RU) heette, was in 1978 het contact tussen verschillende studies een stuk minder. De grijze gebouwen van de faculteit Wis- en Natuurkunde (W&N) waren omringd door een hoog hek. Volgens Jan Brabers, universiteitshistoricus aan de RU, was deze merkwaardige omheining symbolisch voor de afstand tussen faculteiten. ‘De overkant van de Heyendaalseweg, daar kwam je gewoon niet. Van een eenheid binnen de universiteit zoals die er nu is, was toen geen sprake.’ Veel studies hadden namelijk nog geen eigen plekje op de campus. De rechtenfaculteit lag midden in de stad: de juristen hadden college in statige herenhuizen aan de Oranjesingel. Ook het bestuursgebouw van de universiteit bevond zich in het centrum, aan de Wilhelminasingel.

Jaren 70 roeien groot

Barakken en kloosters
Hoewel de universiteit van oudsher in het stadscentrum was gevestigd, werd de Heyendaalse campus in rap tempo uitgebreid. De medische studies en de faculteit W&N waren volledig op de campus gehuisvest. Ook zat een deel van de alfastudies in het toen gloednieuwe Erasmusgebouw en het psychologisch laboratorium, tegenwoordig het Spinozagebouw. De aanleg van de Thomas van Aquinostraat was nog in volle gang, deze zou pas in de jaren tachtig voltooid zijn. Sociologen, antropologen en politicologen hadden college in houten barakken even buiten de campus, op de plek waar nu de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen zit. Het was er gehorig en ‘s zomers kon het erg warm worden in de lokalen. Het Albertinumklooster, achter het complex Hoogeveldt, bood onderdak aan theologiestudenten. Theo Koster, die daar tussen 1970 en 1978 studeerde en tot voor kort studentenpastor was aan de RU, benadrukt dat de studie Theologie toen een stuk groter was. ‘We waren met ongeveer 24 eerstejaars, terwijl we tegenwoordig al heel gelukkig zijn met twee of drie nieuwe studenten per jaar.’

Wat betreft voorzieningen was het in 1978 niet al te best gesteld. ‘Het was niet te vergelijken met de faciliteiten die de studenten nu hebben zoals De Refter’, meent Brabers. De studentenkerk en de mensa lagen aan de Professor van Weliestraat in Galgenveld, niet op loopafstand dus. In de mensa kon je samenkomen met andere studenten en kon je spelletjes spelen, samen televisie kijken of vergaderingen houden. Het eten dat geserveerd werd, liet vaak te wensen over. ‘In mijn tijd was er maar een menu, dat af en toe zo vreselijk was dat we kokhalzend naar buiten kwamen’, vertelt Koster. ‘Dan gingen we maar naar de frietboer toe.’

‘Van een eenheid binnen de universiteit was toen nog geen sprake.’

Tegen gettovorming
In de jaren zeventig had de KUN ongeveer vijftienduizend studenten. Veel van hen zaten op kamers in de populaire wijken Bottendaal en Galgenveld. Kamerhuur bij particulieren en hospita’s was niet meer voldoende omdat het aantal studenten flink groeide. ‘Dat zag men al wel aankomen met de babyboomgeneratie die ging studeren’, legt Brabers uit. Waar de Stichting Studenten Huisvesting Nijmegen (SSHN) eerst alleen stadspanden tot studentenhuizen transformeerde, ging ze in de jaren zestig over op nieuwbouw. Na de complexen Jacob Canisstraat en Galgenveld, werd Hoogeveldt in 1970 opgeleverd. Vijf jaar later verrees Vossenveld in Hatert.

Vanuit Den Haag werd in 1978 besloten geen studentencomplexen meer te bouwen, want deze zouden volgens Marcel van Dam, toenmalig staatssecretaris van Huisvesting, ‘gettovorming’ in de hand werken. Tegenwoordig eindigt een huurcontract bij de SSHN na het afstuderen, maar deze regel was in de jaren zeventig nog niet ingevoerd. Hierdoor was het vrij gebruikelijk dat bewoners tien jaar op dezelfde gang woonden. De SSHN had in 1978 de beschikking over zo’n drieduizend wooneenheden, waarmee ze ongeveer 20 procent van de Nijmeegse studenten kon voorzien van een dak boven hun hoofd. De rest was net zoals tegenwoordig aangewezen op particuliere verhuurders.

‘De universiteit werd in 1970 tot in haar vezels gedemocratiseerd.’

Typemachines en kaartenbakjes
Of je nu een kamer in Nijmegen had bemachtigd of elke dag moest pendelen tussen het ouderlijk huis en de universiteit, er moest hoe dan ook gestudeerd worden. Het studieproces verliep totaal anders dan nu. Voor de huidige generatie studenten is het bijvoorbeeld haast ondenkbaar een essay te schrijven zonder ook maar een keer de backspace-knop te gebruiken. ‘Je moest ontzettend goed nadenken over wat je op papier wilde zetten’, vertelt Brabers. ‘Daarom schreef je vaak eerst het hele werkstuk uit, voordat het werd uitgetypt. Bij een fout moest je met tipp-ex gaan klungelen of helemaal opnieuw beginnen.’ Als een student na lang zwoegen zijn werkstuk af had, moest hij langsgaan bij het secretariaat. Daar werd het werk, afhankelijk van hoeveel exemplaren er nodig waren, een aantal keer door de stencilmachine gedraaid. ‘Alles ging net iets omslachtiger en moeizamer dan nu’, vertelt de universiteitshistoricus. Het beeld van bibliotheken vol tikkende studenten die hun papers of scripties schrijven ging in de jaren zeventig niet op. ‘Het daadwerkelijke typewerk gebeurde op je kamer. Daar stond je eigen typemachine’, legt Koster uit. Het schrijfwerk vond volgens de theoloog plaats tijdens hoorcolleges. ‘Op de universiteit maakte je alleen maar aantekeningen met pen en papier. Die wisselde je dan met elkaar uit, maar meestal waren ze niet te lezen. Vooral bij de hoorcolleges was het pennen geblazen.’

Jaren 70 UB grootDe Universiteitsbibliotheek (UB) werd vooral gebruikt om boeken uit te lenen, maar de opzet ervan was wel iets anders. Elke opleiding van enige omvang had namelijk een eigen bibliotheek, de zogeheten instituutsbibliotheek. ‘De bieb van Geschiedenis zat op de elfde verdieping van het Erasmusgebouw. De vloerbedekking op die verdieping is nog steeds anders dan de rest van het gebouw’, lacht Brabers. Later zijn veel van deze bibliotheken samengevoegd in De Verdieping. ‘Waar nu de computerzaal is in de UB, zat vroeger de cataloguszaal, vertelt Brabers. Daar stonden over de gehele lengte van die zaal grote kasten met kaartenbakjes erin. Zo kon men op alfabetische volgorde van auteurs de benodigde boeken vinden. ‘Nadat je had gevonden wat je wilde lenen, moest een formulier worden ingevuld. Dat ging naar de balie en enige tijd later kon je de aangevraagde boeken ophalen.’ Hoewel het opzoeken van boeken dus een stuk meer handarbeid vereiste, werken de bibliotheken tegenwoordig nog steeds met hetzelfde systeem, maar dan online.

Nietsverhullende democratie
Hoe tijdrovend of vermoeiend het studeerwerk ook was, studenten hadden uiteraard nog een leven buiten de collegebanken. Eind jaren zestig vochten studenten vooral voor het recht op inspraak in de academische wereld. ‘De universiteit werd in 1970 tot in haar vezels gedemocratiseerd’, vertelt Brabers. In de jaren zeventig eisten studenten ook inspraak op de benoemingen van docenten en hoogleraren. ‘Zo wilden veel studenten dat er docenten werden benoemd van een marxistische slag. Als ze hun zin niet kregen, had je een probleem. Dan werden er gebouwen bezet of demonstraties gehouden.’ Koster denkt lachend terug aan die turbulente jaren. ‘Theologie is nooit bezet geweest, maar bij Sociologie was het elke week raak. Dat gebouw was naar ons idee continu bezet.’ De oud-studentenpastor, die in zijn studententijd actief was in de faculteitsraad, maakte het resultaat van de ver doorgevoerde democratisering van dichtbij mee. ‘Na afloop van een vergadering ging je vaak een pilsje drinken met je docenten. Zo leerde je hen op een andere manier kennen en sprak je sneller wat met hen af. In die jaren was naaktrecreatie bij de Bisonbaai zeer in trek bij theologen. Ik weet nog goed dat naast mij twee docenten poedelnaakt lagen te zonnen. Geloof me, dat werkt bijzonder democratiserend!’

Jaren 70 protest grootStudenten in de samenleving
Doordat studenten zoveel inspraak hadden in het beleid van de universiteit, ontwikkelde Koster naar eigen zeggen een groot verantwoordelijkheidsgevoel. De uitspraak van de theoloog staat symbool voor de maatschappelijke betrokkenheid die in de jaren zeventig ontstond onder studenten. Begin jaren zeventig was er sprake van een muur tussen de universiteit en de maatschappij. De academische wereld, die zich lange tijd had onttrokken van de samenleving, werd opgeschud door linkse en progressieve studenten die zichzelf meer in de samenleving wilden plaatsen, legt Brabers uit. ‘Juristen in opleiding begonnen rechtswinkels, waar mensen juridisch advies konden inwinnen. Overal waren comités en studenten actief die zich bezighielden met sociale problematiek.’ De antikernenergiebeweging, veel feministische groepen en de krakersbeweging zijn allemaal ooit begonnen als studentengroepen die iets voor de maatschappij wilden betekenen. ‘Van progressieve actieclubs had Nijmegen er bijzonder veel’, merkt de universiteitshistoricus op. Het is niet verwonderlijk dat er minder animo voor het traditionele, corporale studentenleven was in een tijd dat de kloof tussen de universiteit en de maatschappij kleiner werd. ‘Terwijl begin jaren zestig iedereen lid was van Carolus Magnus, stond in de jaren zeventig het verenigingsleven op een lager pitje. Studenten hadden andere dingen te doen, zoals demonstreren’, zegt Brabers.

Veertig jaar later is het verenigingsleven in Nijmegen weer opgebloeid, staat de Thomas van Aquinostraat op het punt te worden gesloopt en zijn boeken online snel opgezocht. Demonstreren heeft flink aan populariteit verloren. De laatste bezetting op een universiteit in Nederland was de Maagdenhuisbezetting in 2015. Waren studenten in de jaren zeventig dan een stuk daadkrachtiger? ‘Dat viel wel mee’, vertelt Koster. ‘Toen was het groepje dat daadwerkelijk actief deelnam aan de medezeggenschap maar klein. Studenten waren echt niet verantwoordelijker dan nu.’ Wie zich al een beetje zorgen begon te maken over zijn gebrek aan demonstratiedrang kan gerust ademhalen. Misschien was vroeger toch niet alles beter.

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen