Het kabinet heeft besloten 32 miljoen euro uit te trekken voor de Nationale Wetenschapsagenda om de Nederlandse wetenschap verder te stimuleren. Dat wordt duidelijk uit een brief van minister Bussemaker van Wetenschap aan de Tweede Kamer.
Wetenschap en samenleving
De agenda dient als een overzicht voor wetenschappelijke onderzoek in Nederland. Er staan ongeveer 140 vragen in over uitlopende overwerpen als geneeskunde, religie en ouderdom. Deze onderzoeksvragen zijn weer onderverdeeld in 25 verschillende thema’s. De Nationale Wetenschapsagenda zou niet alleen interessant zijn voor wetenschappelijke doeleinden, maar ook de samenleving zou gebaat zijn bij antwoorden op verschillende vragen. Het kabinet ziet de agenda dan ook als een ‘bron van uitdaging, verbeelding en inspiratie zowel voor onderzoekers als voor de samenleving’.
Het bedrag wordt deels gefinancierd door het ministerie van OCW (vier miljoen), maar een groot deel dient te worden opgehoest door de universiteiten (acht miljoen), hogescholen (vier miljoen) en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (één miljoen). Het leeuwendeel neemt de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek voor haar rekening, met een bijdrage van maar liefst vijftien miljoen euro.
Ongelijkheid is overal
De verdeling van het geld over de 25 thema’s is vooralsnog ongelijk. Zo krijgen de drie onderwerpen ‘jongeren in een veerkrachtige samenleving’, ‘digitalisering als aanjager van vernieuwing’ en ‘natuurwetenschappelijke kennis als bron van vernieuwend vermogen’ veruit de meeste aandacht; 20 miljoen euro. Talentbeleid en kennisbenutting krijgen beide vijf miljoen en de overige centen worden verdeeld over verschillende ministeries in Den Haag zelf, die ook moeten aansluiten op de agenda.
Het kabinet ziet de startimpuls als een vernieuwing van de Nationale Wetenschapsagenda. De investering biedt ook voor het nieuwe kabinet perspectief om verdere middelen beschikbaar te stellen voor de agenda.