Home Opinie & AchtergrondTijdgeest Nationale identiteitscrisis

Nationale identiteitscrisis

door Redactie

In Tijdgeest wordt iedere editie het verleden, heden en de toekomst van een fenomeen of ontwikkeling besproken. Deze editie: De kijk op Nederlands nationalisme.

Tekst: Julia Meilink
Illustratie: Roos in ‘t Velt

Dit artikel verscheen eerder in de derde editie van ANS 2019-2020

750

Vijfentwintig jaar geleden werd een middelbare scholier in elkaar geslagen omdat er een klein Nederlands vlaggetje op zijn rugzak was geborduurd. Zijn klasgenootjes vonden namelijk dat hij een neonazi was. Hoewel nationalisme in Nederland vóór de 21ste eeuw als iets extreems werd gezien en zelfs gelijk kon worden gesteld aan neonazisme, wordt nationalisme tegenwoordig als veel gangbaarder gezien en kan het ook op meerdere manieren worden geïnterpreteerd. Hoe heeft de kijk op Nederlands nationalisme zich door de jaren heen ontwikkeld?

Verleden: Alles veranderde toen Duitsland aanviel
In de 18de eeuw stelde de Duitse filosoof Johann Gottfried von Herder dat de mensheid was opgedeeld in volken die allemaal een unieke en onveranderlijke identiteit hadden. Ondanks dit unieke karakter waren volken gelijk aan elkaar. De grondbeginselen van nationalisme zoals we het nu kennen werden met die theorie geboren. In Nederland werd die ‘identiteit’ opnieuw uitgevonden na de onafhankelijkheid van het Koninkrijk der Nederlanden in 1813. De overheid probeerde dat in te vullen door de uniekheid van Nederland te promoten via nationale helden uit veelal de Gouden Eeuw, zoals Rembrandt van Rijn en Michiel de Ruyter. Burgers bleken zich echter veel sneller verbonden met elkaar te voelen door deel te nemen aan activiteiten, vertelt Anne Petterson, universitair docent Cultuurgeschiedenis en Politieke Geschiedenis aan de Radboud Universiteit (RU): ‘Het uitdossen in oranje kleding voor de verjaardag van de koning is bijvoorbeeld een traditie die al uit de negentiende eeuw stamt. Deze was erg succesvol onder de bevolking.’

‘Het oorspronkelijke idee van nationalisme zoals Herder het had geformuleerd, vermengde tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog met de Duitse racistische theorie’, vertelt historicus en politicoloog Kemal Rijken. Na de wereldoorlogen zagen zowel burgers als overheid in wat er kon gebeuren als nationalisme te ver zou worden doorgetrokken en vooral de westerse, blanke identiteit als superieur zou worden gezien. Daarnaast werd de passieve houding die veel Nederlanders hadden aangenomen tijdens de Duitse bezetting als ‘fout’ gezien en er kleefde een smet aan nationalistische opvattingen. In de tweede helft van de 20ste eeuw lag de ideologie dan ook in de taboesfeer en was de ‘goede’ Nederlander synoniem voor de niet-nationalistische Nederlander.

Heden: Nationalisme uit de taboesfeer
Onze huidige kijk op nationalisme is gevormd door de gebeurtenissen eind jaren 90 en begin jaren 0, waarin de opkomst en dood van politicus Pim Fortuyn een grote rol speelden. ‘Het leek destijds, in de politieke voorspoedstijden van de Paarse kabinetten, alsof alles perfect en goed was, maar onder het oppervlak broeide het. Er waren ergernissen over integratie en migratie’, vertelt Rijken. Voorheen wilden mensen een ‘goed’ standpunt innemen, wat impliceerde dat zij een coulante houding tegenover migratie moesten aannemen. Fortuyn was een islamcriticus en stelde juist dat er een strenger immigratiebeleid moest komen.

De xenofobie die men ook bij Fortuyn zag, is essentieel voor de definitie van nationalisme, stelt Marcel Lubbers, hoogleraar Sociologie aan de RU: ‘Nationalistische partijen koppelen de Nederlandse identiteit aan iets dat zij uniek vinden, zoals bijvoorbeeld geschiedenis. Externe factoren vormen dan een bedreiging voor het authentieke.’ Rechts-nationalistische partijen vallen daarbij vooral terug op het construct van het positieve verleden van Nederland, vaak de Gouden Eeuw. Lubbers benadrukt dat niet alleen partijen, maar ook stemmers selectief omgaan met de criteria van die identiteit: ‘Kiezers die heel trots zijn op bepaalde delen van de geschiedenis van Nederland, stemmen vaker op de nationalistische partijen. Maar, verhoogde trots op andere zaken met betrekking tot het vaderland, zoals de Nederlandse kunst, verhoogt de kans op een nationalistische stem niet.’ Na het overlijden van Fortuyn kwamen stemmers terecht bij de PVV en het FvD, die tegenwoordig samen 22 zetels en dus gezamenlijk een flinke achterban hebben. Zij vertegenwoordigen net als Fortuyn het nationalisme en koppelen dat aan populisme, het uitgesproken willen opkomen voor de ‘gewone man’.

 tijdlijn 350x

Toekomst: Bedreigingen beleven
‘Kiezers die niet op nationalistische partijen stemmen, staan negatiever tegenover nationalistische partijen dan tegenover andere willekeurige partijen’, vertelt Lubbers. Hoewel een deel van de stemmers het nationalisme de afgelopen jaren dus heeft omarmd, staat een groot deel er behoorlijk afwijzend tegenover. Dat maakt het minder waarschijnlijk dat mensen die ideologie in de toekomst massaal gaan aanhangen. Maar, dat wil niet zeggen dat Nederlanders niet vaderlandslievend zijn en dat dit niet terugkomt in de politiek: het CDA wil bijvoorbeeld dat kinderen het Wilhelmus op school leren. Of de animo daarvoor in de toekomst groter wordt, is echter een heel andere vraag dan die over het nationalisme. Bij vaderlandsliefde wordt eerder de trots op het land benoemd, terwijl nationalistische partijen dat waarop zij trots zijn ook willen beschermen tegen het ‘vreemde’.

De vraag is daarbij vooral wie en wat onder die Nederlandse identiteit wordt gerekend en wat als bedreigend daarvoor. Lubbers licht dat toe: ‘Nationalistische partijen formuleren continu nieuwe dreigingen voor de authentieke identiteit. Ooit werden bijvoorbeeld Surinamers als een bedreiging voor de Nederlandse identiteit gezien, nu zien mensen dat nauwelijks meer zo.’ Petterson stelt dat Europa ook een bedreiging voor het nationale verhaal zou kunnen zijn: ‘Los van politiek moet je de eigen identiteit openstellen of daar een stukje van opgeven om Europees burger te worden.’ Als de Europese Unie (EU) machtiger wordt, zullen nationalistische partijen daar dan ook heftig op reageren, maar wat als de EU kleiner wordt? Volgens Lubbers zal dat weinig uitmaken: ‘Dan gaan nationalisten weer andere bedreigingen voor het land ervaren.’

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen